Column Charlotte Beumer - maart 2021
Toch John? Toch...?
“Zo, nou. En hoe gaat het met jullie?”
Met zijn heerlijk ontwapenende Barry Stevens-accent laat hij direct de grijze-ochtend-wolken verdwijnen, deze Amerikaanse schoolpleinvader. Zijn gezicht lijkt altijd te lachen.
Zijn kleuterzoon, in dezelfde klas als die van mij, die heeft dat ook.
Iedereen staat maar een potje stuurs voor zich uit te zwijgen, ieder verpakt in z’n eigen verhaal, maar hij wil weten hoe het gaat.
Ja, denk ik bij mezelf. Goeie vraag. Hoe gaat het eigenlijk?
In een split-second gaat er van alles door me heen. Gevoelens en emoties kolken rond als de trucks en koeien in de film Twister.
Tegelijkertijd sla ik aan het filteren. Want wat zeg ik allemaal wél en wat zeg ik vooral níet aan de deur van de school, tegen iemand die ik amper ken?
**
‘Nou, John, zo heet je toch, John? Ja. Nou, John, weet je. Ik loop soms zó over van de energie die ik niet kwijt kan, ook al wandel ik me een slag in de rondte, ook al heb ik een bokszak en stootkussens en kettlebells, dat ik me gewoon geen raad weet.
Ik heb zin om te vechten, John. Zin om te slopen en zin om te beuken.
Ik, ooit zo zachtmoedig dat ik me liet terroriseren door klasgenootjes op het schoolplein, dat ik me liet onderdrukken door een man die zei van me te houden, dat ik me op mijn kop liet zitten door mijn werkgever, ik heb zin om dingen aan gort te slaan en aan stukken te trappen.
Ik heb zin om naar de groene hel te gaan, mijn bokshandschoenen aan te trekken en iemand voor z’n bek te slaan, of dat in elk geval te proberen.